De volgende tekst is overgenomen uit de brochure:
Dieseltreinstellen DM'90 N.V. Nederlandse Spoorwegen Rail Materieel Bedrijf - Nieuwbouw uitgegeven in augustus 1993 |
De onderstaande tekst is geschreven in 1993!Bepaalde zaken kunnen dus achterhaald zijn. |
Inhoud: |
De afdeling Nieuwbouw van het Rail Materieel Bedrijf ontwikkelt momenteel het nieuwe dieselmaterieel DM'90. Vanaf 1996 zullen de treinstellen voor de inzet in stoptreindiensten instromen. Het dieselhydraulisch aangedreven materieel bestaat uit 53 tweewagentreinstellen en een vervolgserie bestaande uit één- of tweewagentreinstellen, die met behulp van automatische koppelingen tot composities van maximaal 8 rijtuigen kunnen worden gecombineerd. De constructie van de rijtuigbakken en de uitvoering van het interieur zullen grote overeenkomst vertonen met het in 1993 geleverde elektrische stoptreinmaterieel . Het DM'90-materieel vervangt de oude dieselelektrische twee- en driewagentreinstellen.
De rijtuigen van de serie tweewagentreinstellen zijn elk voorzien van twee ruime balkons die bereikt worden via brede zwenkzwaaideuren.
Het Bk-rijtuig biedt zitplaatsen tweede klas, een conducteursruimte en een ruimte voor het vervoer van fietsen of reizigers.
In het ABk-rijtuig zijn zitplaatsen eerste en tweede klas, een rolstoelplaats in het compartiment, een toilet en een multifunctionele ruimte voor het vervoer van fietsen, expresgoederen of reizigers. Het ABk-rijtuig is tevens voorbereid voor de inbouw van een rolstoellift.
Voor de stoelopstelling zal gekozen worden uit twee varianten: 4 of 5 zitplaatsen per rij in de tweede klas. De stoelopstelling voor de 12 zitplaatsen in de eerste klas is voor beide varianten 4 per rij. Afbeelding 1 toont het interieur 2e klas met 4 zitplaatsen per rij. (De foto betreft het interieur van een ). | Afb.1 Interieur 2e klas met 4 zitplaatsen per rij |
Als bijzonderheden worden vermeld:
|
De inrichting en uitrusting van beide cabines garanderen comfortabele en ergonimisch verantwoorde werkomstandigheden voor de machinist.
De 3200 mm brede rijtuigbak bestaat uit een zelfdragende, gelaste constructie uit profielen en plaat. Toegepast wordt constructiestaal Fe 360, terwijl zwaarder belaste delen in Fe 510 worden uitgevoerd.
Uit het oogpunt van corrosiewering wordt voor dak- en vloerbeplating de hoogwaardige staalsoort "Nirosta" (Werkstoff 1.4003) toegepast. Plaatoverlappingen en holle ruimtes worden zoveel mogelijk vermeden.
De tractieketen draagt zorg voor de aandrijving,
de energieverzorging voor het hulpbedrijf en
de voorverwarming.
Een antislipregeling zorgt voor reductie van het aandrijfvermogen in geval van
wielslip.
Zoals bij de bestaande diesel-hydraulische treinstellen van NS (), geschiedt de aandrijving van de treinstellen DM'90 door één horizontale dieselmotor per rijtuig. De dieselmotor is een 6-cilinder lijnmotor die met een uitlaatgasturbine en inlaatluchtkoeling een vermogen kan leveren van 320 kW bij 2000 omw/min.
De hydrodynamische overbrenging bestaat uit een combinatie van koppelomvormer en vloeistofkoppeling. De koppelomvormer, die het draai-moment van de motor aanpast aan het benodigde moment om de trein te versnellen, is ingeschakeld van 0 tot ca. 100 km/uur (in de hoogste rijstand); daarna wordt de dieselmotor door de vloeistofkoppeling direct gekoppeld met de wielassen.
De mechanische aandrijflijn brengt aandrijfkoppels over van de hydrodynamische overbrenging naar de wielassen. De volgende componenten maken deel uit van de mechanische aandrijflijn:
|
De overbrengingsverbouding van de mechanische aandrijflijn is 2,94.
De cardanassen zijn door middel van flensverbindingen gekoppeld aan de in- en uitgaande assen van de tandwielkasten. Cardanassen worden toegepast om de beweging tussen bak en wielstellen èn tussen de tandwielkasten onderling op te nemen. De beide tandwielkasten bevinden zich onafgeveerd op de wielassen en zijn tevens door middel van een reactiearm bevestigd aan het draaistelframe.
De dieselmotor levert tevens de energie voor het hulpbedrijf. Daartoe drijft iedere dieselmotor via een dydrostatische aandrijving een draaistroomgenerator alsmede de thermostatisch geregelde ventilator van de koelerinstallatie aan. Door het koelwater worden zowel de dieselmotor als de hydrostatische en hydrodynamische installaties gekoeld. De warmte van het koelwater wordt benut voor de verwarming van de rijtuigen.
De derde taak van de dieselmotor is het verzorgen van de voorverwarming van het treinstel. De dieselmotor wordt hiertoe automatisch en naar behoefte ingeschakeld op een stationair toerental en verwarmt met zijn eigen warmteontwikkeling en met extra, elektrische verwarmingselementen het koelwater. De circulatiepomp wordt elektrisch aangedreven.
De tweewagenstellen worden uitgerust met loopdraaistellen onder de cabine en met motordraaistellen aan de zijde van de vlakke kopwand.
Het wielstel is middels een zwenkarm en een rubber zwenkarmlager verbonden met het draaistelframe. De primaire vering wordt gerealiseerd door schroefveren en rubberdelen. Schokdempers tussen zwenkarm en frame dempen de veerbewegingen.
De secundaire vering is opgebouwd uit een hoofddraagbalk, geplaatst op twee luchtveren die in serie staan met rubber veerpakketten. De rubber veerpakketten werken als noodveer, wanneer de luchtveren uitvallen. Een rolstabilisator zorgt voor beperking van de rolbeweging van de rijtuigbak. De boogafhankelijke wiegbeweging wordt in het draaistel beperkt door rubber- en stalen aanslagen aan draagbalk en draaistelframe. De wiegbeweging wordt gedempt door de wiegdemper.
De langsmeenametap is aan de hoofddraagbalk bevestigd, die weer met vier bouten aan de oplegvlakken van de rijtuigbak wordt gemonteerd.
Afb.2 Motordraaistel |
Het elektropneumatische remsysteem omvat naast de rembesturings-eenheden in hoofdzaak schijfremmen op alle assen en elektromagneetremmen op de beide loopdraaistellen. Tevens is een anti-blokkeerinstallatie aanwezig.
Het systeem voert zowel remopdrachten uit van de machinist (bedrijfsremming, snelremming, parkeerremming, geremd aanzetten), als van andere treinfuncties (noodremming door reizigers, dodemanremming, ATB-remming en remming als gevolg van treinbreuk).
Het luchtverwarmingssysteem betrekt de benodigde warmte van het koelwater van de
dieselmotoren. Het voorverwarmen geschiedt primair door de dieselmotoren. Elektrische
verwarmingselementen versnellen het proces en voorkomen het overmatig, onbelast
draaien van de dieselmotoren.
De warme lucht wordt op vloerniveau ingeblazen, de zomerventilatielucht op
plafondniveau.
Voor de cabine is een afzonderlijk regelbaar systeem voorzien, met luchtdouches
op de stuurtafel.
De elektrische installatie voor de DM'90 treinstellen bestaat uit een 220/380V-50Hz net en een 24V gelijkspanningsnet.
De wisselspanning wordt met behulp van twee, door hydromotoren aangedreven hulpgeneratoren van elk 40 kVA opgewekt. Aan dit wisselspanningsnet zijn de hoofdverlichting alsmede diverse motoren en de verwarmingselementen aangesloten.
De 24V gelijkspanning voor het boordnet wordt opgewekt met behulp van een
serie-resonante omzetter in het Bk-rijtuig (11kW). Op dit 24V boordnet zijn de
noodverlichting, cabineverlichting en seinverlichting alsmede de diverse
besturingssystemen aangesloten.
Tevens wordt door de omzetter in het Bk-rijtuig de hoofdbatterij geladen, waarmee
het boordnet kan worden gevoed en waaruit de energie wordt geleverd voor de startmotor
en de magneetrem in het Bk-rijtuig.
De serie-resonante omzetter in het ABk-rijtuig (0,6 kW) laadt de starbatterij
waarmee de magneetrem en de startmotor in het ABk-rijtuig worden gevoed.
Tijdens normaal bedrijf is het driefase net in twee onafhankelijke secties verdeeld, gevoed door beide generatoren. Als zich een defect voordoet aan één der generatoren of de hydrostatische aandrijving ervan, worden de driefasenetten gekoppeld. Het laagspanningssysteem garandeert hiermee dat alle vitale systemen in de trein operationeel blijven indien een dergelijk defect optreedt. Tevens zal het te leveren vermogen worden gereduceerd door het afschakelen van minder vitale systemen.
Het besturings- en diagnosesysteem van DM'90 bevat ondermeer twee centrale verwerkingseenheden, PLC's (Programmable Logic Controls) per treinstel (in elke cabine één PLC). Deze PLC's communiceren via een treinnetwerk met alle andere centrale verwerkingseenheden in de trein, en via een aan hen toegewezen deel van het treinstelnetwerk met de diverse subsystemen binnen het treinstel (tractie, rem, deuren, verwarming, laagspanning, enz). Daarnaast vindt communicatie plaats met treindraden die de belangrijkste besturingssignalen voor de trein geleiden. De stuurtafel is voor een deel verbonden met de PLC in de betreffende cabine, maar voor het grootste deel komen de stuurtafelsignalen rechtstreeks op de doorgaande treindraden te staan. Via deze treindraden wordt tevens de vereiste elektrische koppelbaarheid met het bestaande DH-materieel, , gerealiseerd.
Veel van de subsystemen in een treinstel, die centraal door de cabine-PLC's worden bestuurd, zijn voorzien van programmeerbare elektronica. Deze elektronica verzorgt de interne besturing van het subsysteem, maar biedt daarnaast door de beschikbaarheid van veel interne gegevens de mogelijkheid om de technische toestand van het subsysteem te beoordelen (diagnose).
In één van de centrale verwerkingseenheden worden de subsysteemdiagnosen via het treinstelnetwerk gecombineerd tot een treinsteldiagnose. Via het treinnetwerk worden vervolgens alle treinsteldiagnosen in de bediende cabine gecombineerd tot de treindiagnose.
Op grond van de treindiagnose worden bij storingen adviezen gegeven aan de machinist over het al dan niet voortzetten van de dienst en eventueel te ondernemen acties. Andere doelgroepen zoals storingsmonteurs en werkplaatspersoneel, hebben afhankelijk van toegekende bevoegdheden toegang tot meer gedetailleerde diagnose-informatie op trein-, treinstel- of subsysteemniveau. Hierdoor kunnen defecten sneller worden gelokaliseerd en verholpen.
Naast subsystemen als tractie, rem, deuren, verwarming en laagspanning zijn er ook subsystemen die geheel of gedeeltelijk gerealiseerd zijn in de centrale verwerkingseenheden. Dit zijn noodrem reizigers, het dodemansysteem, het hierboven beschreven centrale diagnosesysteem, alsmede de automatische ritregistratie en het automatische opstartsysteem.
Door de ruime toepassing van programmeerbare elektronica en datacommunicatie-netwerken, zoals hierboven voor DM'90 is beschreven, worden niet alleen de beschikbaarheid vergroot en de onderhoudskosten gereduceerd, maar zijn tevens veel conventionele elektrische en pneumatische circuits als ook veel treinbekabeling komen te vervallen. Bovendien kunnen functionaliteiten op eenvoudige wijze gerealiseerd en gewijzigd worden.
Het DM'90 materieel zal (na de indienststellingperiode) vanaf de zomerdienst 1996 worden ingezet op niet-geëlektrificeerde baanvakken, het eerst op Arnhem - Winterswijk. In een later stadium behoort inzetten op de trajecten Groningen - Leeuwarden en Arnhem - Roermond tot de mogelijkheden. Enkele treinstellen zullen geschikt worden gemaakt voor de dienst op het baanvak Heerlen - Aken. De aanpassing betreft inbouw van de Duitse treinbeïnvloedings- en communicatie-apparatuur.
De treinstellen DM'90 zullen koppelbaar zijn met het bestaande DH-materieel (). Hierdoor is een flexibele inzet mogelijk, waarbij echter concessies worden gedaan aan prestaties en aan de informatie-overdracht tussen de treinstellen onderling.
Na instroming van het nieuwe dieselmaterieel worden de treinstelseries DE-2 en DE-3 terzijde gesteld.
Dienstaanduidingen | |
Treinstelnummers tweewagen treinstelen NS-rijtuigbakcode Bk NS-rijtuigbakcode ABk NS-motordraaistelcode NS-loopdraaistelcode |
3401-3453 131 132 DMf 9126 DLf 9125 |
Prestaties | |
Maximaal toegestane snelheid Maximale aanzetversnelling Maximale remvertraging Minimum berijdbare boogstraal |
140 km/uur 0,6 m/s2 1,2 m/s2 135 m |
Hoofdafmetingen treinstel |
(Duewag/Talbot) |
Lengte over de automatische koppelingen Grootste breedte rijtuigbak Grootste hoogte rijtuigbak boven spoor Hoogte vloer boven spoor |
52340 mm 3200 mm 4142 mm 1160 mm |
Massa | |
Treinstelmassa, leeg Treinstelmassa, overbeladen (5 zitpl./rij) |
ca. 93800 kg ca. 119000 kg |
Zitplaatscapaciteit | |
Aantal zitplaatsen 2e klas (4 zitplaatsen/rij) Aantal zitplaatsen 2e klas (5 zitplaatsen/rij) Aantal zitplaatsen 1e klas |
125 148 12 |
Motoren |
(Cummins) |
Type Soort Vermogen (bij 1900 omw/min) |
NTA 855 R4 6 cilinder, horizontaal, watergekoeld 320 kW |
Hydrodynamische transmissie |
(Voith) |
Type |
T211 rzze |
Draaistellen |
(SIG/RMO) |
Afstand tussen midden draaistellen Radstand motor- en loopdraaistel Spoorbreedte Wieldiameter (nieuw/versleten) |
17920 mm 2500 mm 1435 mm 920/840 mm |
Elektrische installatie |
(Holec) |
Vermogen driefasegeneratoren 230/380V-50Hz Vermogen omzetter 24V (Bk/ABk) |
40 kW 11/0,6 kW |
N.V. Nederlandse Spoorwegen Rail Materieel Bedrijf Afdeling Nieuwbouw Augustus 1993 |
Postbus 2025 3500 HA Utrecht |